07-03-2012
Winkels maken de buurt. Het woord schijnt van het Duitse 'Winkel' te komen, ofwel 'de hoek'. Op de hoek gebeurde van alles. Daar werden de laatste roddeltjes uitgewisseld, hing de jeugd rond en vonden de oudjes uit de buurt in het pre-sociale-zorg-tijdperk hun sociale contacten en daar waren ook de winkeltjes.
Wij hadden in mijn jeugd in Rotterdam-Noord, een groenteboer, een kruidenier, een boekhandel, en een wasserette bij elkaar. Dit was ook de plek waar we knikkerden en waar we onze eerste rookbom uitprobeerden, op basis van een recept dat we van een chemieleraar hadden gekregen. Hier werd ook de kerstbomenoorlog uitgevochten en dat was een serieuze zaak. Wij tegen het Lisplein, wie het hoogste vuur had op Driekoningen.
Hier kwam ik ook voor het eerst in contact met allochtonen uit Spanje en Griekenland. Die van de groenteboer eisten dat het oeuvre werd uitgebreid met bananen, kokos, exotische groenten en rijst in plaats van alleen aardappelen en Hollandse groente. Die winkels zijn in de loop van de tijd verdwenen, evenals het sociale contact. Toen ik laatst door mijn oude straat reed, viel me op hoe saai het was. Minder mensen en vooral minder kinderen op straat. De scherpe pijn van de melancholie achter het stuur van de hybride tractor.
Het gaat niet goed met winkels heb ik begrepen. Na de kantoren de volgende slachtoffers van de heersende leegstandepidemie in het vastgoed. Typisch zo’n geval waarvan je weet dat wat je er ook aan wilt doen, het komt niet meer terug. Ik maak er tegenwoordig een spelletje van om in de wat oudere wijken, het aantal omgekatte winkels te zien. Wat eens de groentenuitstalling was, is nu een woonkamer met een iets te groot raam, wat dan weer om privacyreden wordt dichtgeplakt met dat ondoorzichtige melkfolie.
Dat roept dan bij mij de vraag op, wat de stad anno 2012 dan wel is. Is het alleen om te wonen? Gaan we onder invloed van de gesel van de Bol.com en Zapatos vereenzamen, omdat we onze boodschappen achter de computer doen. Maakt Facebook en LinkedIn dat we onze contacten veilig vanuit huis organiseren, en dan niet meer met de buren, maar met volstrekt onbekenden aan de andere kant van de wereld, omdat we daar toevallig gekke hobby’s mee delen?
We dachten exact hetzelfde in de jaren zeventig, toen de televisie een explosie meemaakte en we van 30 minuten Journaal per dag, naar een dosis van drie uur per dag gingen onder invloed van Mies Bouwman en Ivanhoe. De sociale dimensie van de stad wordt uitgehold, in ruil voor perfect geoutilleerde privéomgevingen oftewel ons huis en onze auto. Toen dachten we ook dat het gedaan was met de stad en we beter sub-urbaan in Purmerend, of Oud-Beijerland konden gaan wonen. De stad had zijn waarde als ontmoetingsplek verloren. Dat heeft ook een forse leegloop van de steden tot gevolg gehad.
In 2012 is de stad populairder dan ooit. De trek naar de stad is niet meer te stuiten. In Nederland leeft al 70 procent van de bevolking in een stedelijke omgeving en het worden er steeds meer. Juist in deze recessieperiode blijkt de hang naar elkaar ontmoeten groter dan ooit. En dat doet de stad, het beidt de grootste kans iemand tegen de komen. In Utrecht hebben we de Atoomclub opgericht, op de lelijkste plek van de stad, Lage Weide.
In plaats van ruimte te huren (als bedrijf), word je lid van de club en wij zorgen niet alleen voor een leuke werkplek, maar ook voor het bureau, de koffie, het eten, de vergaderzalen en vooral een vriendelijke entourage gericht op het samen zijn. Het gebouw zit helemaal vol. Met kleine beginnende bedrijven, waarvan de oprichters recentelijk zijn weggesaneerd uit grotere ondernemingen, die met hun afvloeiingsregeling het ondernemerschap aan het ontdekken zijn. Deze start-ups zoeken elkaar graag op. Voor kennis, werk en voor het gevoel van saamhorigheid. Daarin toont de stad nog steeds zijn waarde. Het nieuwe werken en de nieuwe stad gaat niet over thuis werken, maar over samenwerken, op de momenten dat jij dat wilt en nodig hebt.
Als projectontwikkelaar maak ik, als antwoord daarop, ook geen gebouwen meer. Ik maak omgevingen om samen te komen. En dan schiet het beeld van het kantoor van mijn vader door het hoofd. Ik mocht wel eens mee op zaterdag, duizend nietjes in een papiertje stampen, of door lege gangen dwalen, terwijl hij over aan het werken was. Ik herinner mij die intimiderende en onpersoonlijke sfeer van zijn kantoor. Intensieve personeelhouderij, de legbatterijen van de naoorlogse economie. Ik ben alweer over mijn melancholie heen, dank u.